ECLI:NL:CRVB:2005:AS4157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid bij knieklachten en administratieve werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die als datatypiste werkzaam was bij de belastingdienst te Heerlen. Appellante heeft knieklachten, die zijn verergerd na een val op 20 maart 2002, waardoor zij ongeschikt werd geacht voor haar werkzaamheden. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar op 8 oktober 2002 meegedeeld dat zij geen recht meer had op ziekengeld, omdat er geen contra-indicaties waren voor het verrichten van administratieve werkzaamheden. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank Maastricht heeft het beroep ongegrond verklaard op 15 april 2003.
Appellante is in hoger beroep gegaan, bijgestaan door haar advocaat, mr. F.M.J.P. Heckmans. Tijdens de zitting op 22 december 2004 is appellante verschenen, en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Arets. De Raad heeft de zaak behandeld en de medische informatie van de verzekeringsarts en de behandelend orthopedisch chirurg, dr. S.K. Bulstra, in overweging genomen. De verzekeringsarts concludeerde dat appellante geschikt was voor administratieve werkzaamheden, waarbij voldoende afwisseling in houding mogelijk was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat er onvoldoende bewijs was dat de fysieke klachten van appellante haar ongeschikt maakten voor het verrichten van haar werk. De Raad oordeelde dat de betrokken verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hadden dat appellante in staat was om haar werkzaamheden uit te voeren met de nodige vertredingsmogelijkheden. De uitspraak werd gedaan op 19 januari 2005, waarbij de Raad de conclusie trok dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.