ECLI:NL:CRVB:2005:AS4026
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Vaststelling gedifferentieerde premie voor kleine werkgevers in relatie tot regresmogelijkheden
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de gedifferentieerde premie voor een kleine werkgever, appellante, door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde). De gedifferentieerde premie voor het premiejaar 2002 is vastgesteld op de maximale premie van 6,06%, waarbij rekening is gehouden met een WAO-uitkering die in 2000 aan een (ex-)werknemer van appellante is betaald. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar is door gedaagde ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep heeft ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 25 november 2004, waarbij appellante niet is verschenen. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door een advocaat. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat gedaagde ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van regres op de schadeveroorzaker, aangezien de schade al op 14 augustus 2001 door de veroorzaker is vergoed. De Raad overweegt dat er bijzondere gevallen zijn waarin de strikte toepassing van een dwingendrechtelijke bepaling in strijd kan komen met algemene rechtsbeginselen. Echter, de Raad concludeert dat de situatie van appellante niet zo uitzonderlijk is dat deze niet strookt met de uitvoering van de premiedifferentiatieregeling.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 13 januari 2005, waarbij de Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de relevante wetgeving omtrent premievermindering en regres.