ECLI:NL:CRVB:2005:AS3963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor arbeidsongeschikte appellant
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1992 wachtgeld ontvangt na zijn ontslag als ambtenaar. Appellant heeft zich in 1998 ziek gemeld met psychische klachten. Na medisch en arbeidskundig onderzoek is hij aanvankelijk als 80 tot 100% arbeidsongeschikt beoordeeld, maar in 2000 heeft het Uwv zijn uitkering herzien naar 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat heeft geleid tot deze procedure.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Appellant stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en dat zijn medische situatie onvoldoende is onderzocht. Hij wijst op zijn lui oog en andere medische aandoeningen, waaronder artrose en een chronisch vermoeidheidssyndroom, die hem zouden beletten om te werken.
De Raad heeft de argumenten van appellant overwogen en geconcludeerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft de geschiktheid van de functies die aan de herziening ten grondslag liggen, beoordeeld en vastgesteld dat de functies samensteller printplaten, medewerker intern transport en assemblagemedewerker geschikt zijn voor appellant, ondanks enkele overschrijdingen in functiebelasting. De Raad heeft het bestreden besluit in stand gelaten en de eerdere uitspraak bevestigd, zonder termen aanwezig te achten voor een proceskostenveroordeling.