ECLI:NL:CRVB:2005:AS3749
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van belastbaarheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 1987 arbeidsongeschikt is door psychische klachten. Appellant heeft in 2000 verzocht om een herbeoordeling van zijn situatie, waarbij hij zich baseerde op een rapport van verzekeringsarts R.W.J. Muller. Dit rapport stelde dat appellant niet in staat was om een volledige werkweek te werken en dat hij beperkt was tot maximaal 20 uur per week. Echter, de adviserend verzekeringsarts L. van Delden concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een wijziging van de eerder vastgestelde belastbaarheid konden onderbouwen. De WAO-uitkering van appellant werd op 9 augustus 2000 ongewijzigd voortgezet, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%.
De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapporten van internist J. Heijster en orthopedisch chirurg C.W. Jolles, die de belastbaarheid van appellant beoordeelden. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan appellant waren voorgehouden, representatief waren en dat het verlies aan verdienvermogen correct was vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de kosten van het geding te vergoeden.
De Raad concludeerde dat de deskundigen het eens waren over de belastbaarheid van appellant en dat er geen medische onderbouwing was voor een urenbeperking. De informatie van de huisarts werd niet als voldoende onderbouwend beschouwd voor het standpunt van appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij de WAO-uitkering van appellant niet werd gewijzigd.