ECLI:NL:CRVB:2005:AS3657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herziening van de WAO-uitkering van een verpleegkundige met wisselende inkomsten
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, een verpleegkundige die sinds 1 november 1979 werkzaam is in het Slotervaart Ziekenhuis te Amsterdam. Appellante ontving sinds 8 februari 1995 een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid leidde tot een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar uitkering te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellante ging in hoger beroep tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat bij de schatting van haar arbeidsongeschiktheid geen rekening was gehouden met haar wisselende inkomsten en de onregelmatigheidstoeslag die zij ontving.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berustte. De Raad stelde vast dat gedaagde bij de berekening van de resterende verdiencapaciteit uitsluitend was uitgegaan van het salaris over de maand februari, terwijl appellante een wisselend inkomen had. De Raad vond dat gedaagde niet had kunnen uitleggen waarom bij een wisselend inkomen niet van een gemiddelde zou moeten worden uitgegaan. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking kwamen.
De Raad verklaarde het beroep van appellante gegrond en droeg gedaagde op om een nieuw besluit te nemen op het door appellante gemaakte bezwaar, waarbij de uitspraak in acht moest worden genomen. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die werden begroot op € 966,--, en moest het Uwv het betaalde griffierecht van € 109,23 vergoeden.