ECLI:NL:CRVB:2005:AS3619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzoek tot second opinion en uitkomst second opinion in het kader van reïntegratie-inspanningen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen twee uitspraken van de rechtbank Utrecht, die op 3 en 4 september 2003 zijn gedaan. De rechtbank had de beroepen van appellant tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Appellant had verzocht om een deskundigenoordeel over de reïntegratie-inspanningen van zijn werkgever, maar dit verzoek werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 24 november 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door M.J. Lagerwey.
De Raad overweegt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek om een second opinion door het Uwv terecht was, omdat de werkgever op het moment van het verzoek geen verplichtingen meer had ten opzichte van appellant. De Raad stelt vast dat appellant na zijn ontslag zelf verantwoordelijk was voor zijn reïntegratie, eventueel met hulp van de afdeling WW of het CWI. De Raad concludeert dat de brief van het Uwv waarin het verzoek tot second opinion werd afgewezen, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2005.