ECLI:NL:CRVB:2005:AS3245
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens niet betalen griffierecht
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2005, staat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de opposant centraal. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De Raad had eerder op 24 augustus 2004 al een uitspraak gedaan waarin het hoger beroep van de opposant werd afgewezen. Tegen deze uitspraak heeft de opposant een verzetschrift ingediend, waarop de zitting op 21 december 2004 volgde, maar waarbij partijen niet verschenen.
De Raad overweegt dat de opposant niet binnen de termijn van vier weken, zoals aangegeven in de aangetekende brief van 22 juni 2004, het griffierecht heeft voldaan. De Raad concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de opposant niet in verzuim is geweest. De motivering van de eerdere uitspraak blijft van kracht, en de Raad ziet geen aanleiding om het verzet gegrond te verklaren. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling, en de Raad bevestigt dat de opposant niet tijdig om uitstel van betaling heeft gevraagd, noch gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht.
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond, waarmee de eerdere uitspraak wordt bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het bestuursrecht en de gevolgen van verzuim in dit proces.