ECLI:NL:CRVB:2005:AS3045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- R.C. Stam
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de rol van vennoten in een v.o.f.
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2005, gaat het om de verzekeringsplicht van taxichauffeurs die werkzaam zijn binnen een vennootschap onder firma (v.o.f.). De appellante, een taxionderneming, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat de betrokkenen, die in dienst waren van de appellante, niet als werknemers konden worden aangemerkt voor de periode vóór 10 april 1996. De rechtbank had het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vernietigd, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld over de status van de betrokkenen voor het tijdvak vóór deze datum.
De Raad heeft vastgesteld dat de taxichauffeurs, ondanks de firmaregeling, in privaatrechtelijke dienstbetrekkingen werkzaam waren. Dit is gebaseerd op een grootschalig onderzoek dat in 1994 is ingesteld naar de taxibranche, waaruit bleek dat de chauffeurs in feite werkten voor de oorspronkelijke exploitanten van de taxivergunning. De Raad heeft eerder al een uitspraak gedaan over de verzekeringsplicht van taxichauffeurs in een vergelijkbare zaak, en concludeert dat er geen aanleiding is om van dit eerdere oordeel af te wijken.
Uiteindelijk verklaart de Raad het hoger beroep van de appellante niet-ontvankelijk voor het deel dat betrekking heeft op het besluit van 15 januari 1998, omdat appellante hier geen belang meer bij heeft. Het beroep tegen het besluit van 29 januari 2002 wordt ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt de verzekeringsplichtige arbeidsverhouding tussen de appellante en de betrokkenen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van taxiondernemingen en de juridische status van hun chauffeurs binnen de context van sociale verzekeringen.