ECLI:NL:CRVB:2005:AO9672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het kader van WVG-VV
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2005 uitspraak gedaan op een verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet. Het verzoeker, die volledig rolstoelgebonden is door een progressieve neuromusculaire aandoening, had een verzoek ingediend tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda, die het besluit van de gemeente om de aanvraag voor een aangepaste rolstoelbus af te wijzen, had vernietigd en verzoeker in aanmerking had gebracht voor de gewenste vervoersvoorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond dat de uitspraak in de hoofdzaak niet kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker in de afgelopen jaren gebruik had gemaakt van een oude rolstoelbus van zijn vader en dat hij ook in aanmerking was gekomen voor bovenregionaal vervoer in het kader van Valys. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien verzoeker voorlopig nog gebruik kon maken van de bestaande vervoersvoorzieningen.
De uitspraak benadrukt dat de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te verzoeken niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen zonder dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien om bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht te treffen, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.