ECLI:NL:CRVB:2004:AS8334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op grond van niet-rechmatig verblijf
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die afkomstig is uit het voormalige Joegoslavië. Appellant heeft in Nederland gewerkt en was in 1998 arbeidsongeschikt geworden. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft geweigerd om appellant een uitkering te verstrekken, omdat hij volgens hen niet-rechtmatig in Nederland verbleef en niet in een met rechtmatig verblijf gelijk te stellen positie verkeerde. Dit besluit werd genomen op basis van informatie van de vreemdelingendienst, die aangaf dat appellant een status in onderzoek had met beperkingen, wat inhield dat hij in Nederland mocht verblijven, maar geen arbeid mocht verrichten.
Appellant heeft bezwaar aangetekend tegen het besluit van 3 december 1999, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. Tijdens de zitting op 30 januari 2004 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten.
De Raad heeft geoordeeld dat de eerdere besluiten niet in stand konden blijven. De Raad oordeelde dat appellant ten tijde van zijn arbeidsongeschiktheid verzekerd was onder de WAO, omdat hij in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stond. Het ontbreken van een verblijfstitel stond niet in de weg aan zijn verzekering krachtens de werknemersverzekeringen. De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit op bezwaar moet worden genomen, waarbij de eerdere uitspraak en het bestreden besluit niet in stand blijven. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1288,-.