ECLI:NL:CRVB:2004:AS3481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. ’t Hooft
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- Rechtspraak.nl
Vervoerskostenvergoeding voor gehandicapte dochter in het bestuursrecht
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2004, ging het om de toekenning van een vervoerskostenvergoeding aan appellanten voor hun dochter Shannon, die in een AWBZ-instelling verbleef. De gemeente Nijmegen had appellanten een vergoeding van f 322,50 per kwartaal toegekend, wat overeenkwam met 60% van het normbedrag. Appellanten waren van mening dat hun vervoersbehoefte zodanig was dat een hogere vergoeding gerechtvaardigd was.
De Raad heeft de argumenten van appellanten in hoger beroep beoordeeld, maar vond geen aanleiding om de eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem te weerleggen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het door de gemeente gehanteerde normenstelsel, dat in de regel 60% van het normbedrag bedraagt, niet kennelijk onjuist was. De Raad concludeerde dat appellanten, ten tijde van de aanvraag, ook gebruik konden maken van een door de gemeente toegekende bruikleenauto en dat Shannon beschikte over een rolstoelfiets, wat de vervoersbehoefte beïnvloedde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er onvoldoende grondslag was voor de vaststelling dat de vervoersbehoefte van Shannon zodanig was dat een hogere vergoeding dan 60% van het normbedrag moest worden toegekend. De Raad besloot geen veroordeling in de proceskosten uit te spreken en bevestigde de aangevallen uitspraak. De uitspraak werd vastgelegd in een proces-verbaal, ondertekend door de fungerend voorzitter en de plv. griffier.