ECLI:NL:CRVB:2004:AS2755

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/6070 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaanden- en halfwezenuitkering op grond van de ANW na overlijden van echtgenoot zonder verzekering

In deze zaak gaat het om de weigering van een nabestaanden- en halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan appellante, wier echtgenoot op 29 april 2001 is overleden. De echtgenoot ontving sinds 25 februari 1991 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, die later is omgezet in een Wajong-uitkering. Appellante en haar echtgenoot zijn op 19 december 1997 naar Turkije verhuisd en hebben zich uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Hengelo. Na het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante op 3 december 2001 een aanvraag ingediend voor een nabestaanden- en halfwezenuitkering, welke door de Sociale verzekeringsbank is afgewezen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Almelo heeft het beroep tegen deze beslissing op 17 oktober 2002 ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de vraag behandeld of de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was onder de ANW. De Raad heeft, net als de rechtbank, deze vraag ontkennend beantwoord. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geen nieuwe gezichtspunten in het hoger beroep gevonden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

02/6070 ANW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder gedaagde mede verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Namens appellante is door mr. U. Ugur, advocaat te Almelo, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 17 oktober 2002, nr. 02 / 450 ANW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 19 november 2004, waar appellante niet is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door
A. van der Weerd, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. MOTIVERING
De echtgenoot van appellante ontving sinds 25 februari 1991 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, die later is omgezet in een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Hij is met appellante en hun kinderen op 19 december 1997 naar Turkije vertrokken en heeft zich met ingang van deze datum laten uitschrijven uit het bevolkingsregister van de gemeente Hengelo. Appellantes echtgenoot is overleden op 29 april 2001. In verband daarmee heeft appellante een aanvraag ingediend om een nabestaanden- en een halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW).
Bij besluit van 3 december 2001 heeft gedaagde de aanvraag afgewezen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Gedaagde heeft dit bezwaar ongegrond verklaard bij besluit van 16 april 2002, hierna: het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden was verzekerd ingevolge de ANW.
Evenals de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag ontkennend. De Raad kan zich geheel vinden in de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben gebracht en maakt die tot de zijne. Hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, biedt geen nieuwe gezichtspunten en kan de Raad dan ook niet tot een ander oordeel brengen.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. Voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. M.M. van der Kade en mr. H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 december 2004.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) M. Gunter.
Tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep ingevolge de Algemene nabestaandenwet kan ieder der partijen beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de bepalingen inzake het begrip ingezetene volgens de wet. Dit beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de op dit afschrift van de uitspraak vermelde verzenddatum een beroepschrift in cassatie (gericht aan de Hoge Raad der Nederlanden) aan de Centrale Raad van beroep in te zenden.