ECLI:NL:CRVB:2004:AS2216
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en premienota's
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de verzekeringsplicht van taxichauffeurs centraal. Appellant, een vennoot van een vennootschap, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de verzekeringsplicht voor hem werd bevestigd. De rechtbank had eerder op 1 mei 2002 een besluit van gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), in stand gelaten, waarin werd gesteld dat appellant als vennoot kon worden aangesproken voor premienota's. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld over de tenaamstelling van het bestreden besluit en dat de verzekeringsplichtige arbeidsverhouding tussen appellant en de betrokkenen correct is vastgesteld.
De Raad wijst erop dat de rechtbank in een eerdere uitspraak op 10 augustus 2000 al had geoordeeld over de verzekerings- en premieplicht, en dat er geen aanleiding is om nu anders te beslissen. De Raad bevestigt dat appellant als werkgever kan worden aangesproken voor de premienota's, ondanks de eerdere constatering van de rechtbank. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, zij het op deels andere gronden. De beslissing van de Raad is dat er geen termen zijn om in hoger beroep toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.