ECLI:NL:CRVB:2004:AS2213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de gevolgen voor sociale verzekeringswetten
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de verzekeringsplicht van taxichauffeurs centraal. De appellante, V.O.F. [naam Taxibedrijf], heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de verzekeringsplicht voor betrokkenen, te weten [F. H.], [E. S.] en [R. H.], werd bevestigd. De Raad heeft vastgesteld dat de betrokkenen, ondanks een firmaregeling, als werknemers moeten worden aangemerkt onder de sociale verzekeringswetten, waaronder de Ziektewet en de Werkloosheidswet. Dit besluit is voortgekomen uit een grootschalig onderzoek naar de taxibranche, dat in 1994 door gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), werd ingesteld naar aanleiding van zorgen over de exploitatie van taxiondernemingen in Amsterdam.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht het besluit van gedaagde in stand heeft gelaten, waarin de verzekeringsplicht voor de betrokkenen werd aangenomen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de nota's die aan appellante zijn gezonden, terecht zijn verzonden en dat het verzoek om uitstel van betaling voor deze nota's terecht is afgewezen. De Raad heeft benadrukt dat er geen aanleiding is om anders te beslissen dan in eerdere uitspraken, gezien de materieel dezelfde arbeidsverhouding die aan de orde is.
De uitspraak bevestigt dat de betrokkenen als werknemers moeten worden aangemerkt en dat de appellante verantwoordelijk is voor de betaling van de sociale verzekeringspremies. De Raad heeft de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bevestigd en geen termen aanwezig geacht om in hoger beroep toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.