ECLI:NL:CRVB:2004:AS2137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de gevolgen van arbeidsverhoudingen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de verzekeringsplicht van taxichauffeurs centraal. De appellanten, vennoten van een vennootschap onder firma, hebben hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), waarin een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding werd aangenomen voor de betrokkenen. De zaak is voortgekomen uit een grootschalig onderzoek naar de taxibranche, dat in 1994 door het Uwv werd ingesteld naar aanleiding van zorgen over de exploitatie van taxiondernemingen in Amsterdam.
De Raad heeft vastgesteld dat taxichauffeurs, ondanks een firmaregeling, in privaatrechtelijke dienstbetrekkingen werkzaam waren en dat de oorspronkelijke exploitanten van de taxivergunningen, de vennoten van de V.O.F., verantwoordelijk zijn voor de naleving van de sociale verzekeringswetten. De Raad heeft geoordeeld dat de besluiten van het Uwv, die de verzekeringsplicht voor de betrokkenen bevestigen, terecht zijn en dat de appellanten geen recht hadden op uitstel van betaling voor de opgelegde premienota's.
De uitspraak bevestigt dat de appellanten als premieplichtige werkgevers zijn aangemerkt en dat de registratie van het verzuim en de boetenota's gerechtvaardigd zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van eerdere uitspraken over vergelijkbare zaken en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De beslissing is genomen zonder dat de appellanten ter zitting verschenen, terwijl de gedaagde partij zich wel heeft laten vertegenwoordigen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in de taxibranche en de noodzaak om te voldoen aan de sociale verzekeringswetten.