ECLI:NL:CRVB:2004:AS2124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en uitstel van betaling van sociale verzekeringsnota's
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de verzekeringsplicht van taxichauffeurs centraal. Appellant, een taxichauffeur, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat hij en zijn mede-vennoten onder de sociale verzekeringswetten vallen. De Raad heeft vastgesteld dat er arbeidsovereenkomsten bestonden tussen appellant en de reservechauffeurs, die feitelijk werkzaamheden verrichtten en daarvoor betaald werden. Appellant had eerder een besluit ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de verzekeringsplicht bevestigde, maar hij ontkende de ontvangst hiervan pas in hoger beroep. De Raad oordeelt dat het besluit in rechte onaantastbaar is geworden, waardoor de verzekeringsplicht niet meer ter discussie kan staan.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv terecht uitstel van betaling heeft geweigerd voor de opgelegde premienota's. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van 23 oktober 2003, waarin ook al werd geoordeeld dat de verzekeringsplicht van taxichauffeurs van toepassing is. De grieven van appellant worden verworpen, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van taxichauffeurs om zich aan de sociale verzekeringswetten te houden en de gevolgen van het niet naleven daarvan.