ECLI:NL:CRVB:2004:AS2071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de rol van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep werd behandeld, ging het om de verzekeringsplicht van taxichauffeurs. Appellant, handelend onder de naam van een vennootschap onder firma, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in stand gelaten, waarin een afrekeningsnota over het jaar 1998 aan appellant was opgelegd. Deze nota betrof correcties met betrekking tot de verzekeringsplicht van taxichauffeurs, die in privaatrechtelijke dienstbetrekkingen werkten.
De Raad merkte op dat er een kennelijke misslag was in de tenaamstelling van de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtbank de eisende partij verkeerd had aangeduid. De Raad corrigeerde dit en bevestigde dat appellant de juiste eisende partij was. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een grootschalig onderzoek naar de taxibranche, dat in 1994 door het Uwv was ingesteld. Dit onderzoek had geleid tot de conclusie dat taxichauffeurs, ondanks hun firmaregeling, als werknemers moesten worden beschouwd onder de relevante sociale zekerheidswetten.
De Raad had eerder al een uitspraak gedaan over de verzekeringsplicht van taxichauffeurs in een vergelijkbare zaak. Gezien de materieel dezelfde arbeidsverhouding in deze zaak, oordeelde de Raad dat het Uwv terecht een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding had aangenomen tussen appellant en de betrokkenen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was om in hoger beroep af te wijken van de eerdere beslissing.