ECLI:NL:CRVB:2004:AS2067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en gevolgen voor premienota's
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2004, staat de verzekeringsplicht van taxichauffeurs centraal. Appellante, vertegenwoordigd door mr. E. Bos RA, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) zijn bevestigd. Deze besluiten betroffen de verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de bijbehorende premienota's voor de jaren 1996 tot en met 1998. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de taxichauffeurs, ondanks hun privaatrechtelijke dienstbetrekkingen, onder de sociale verzekeringswetten vielen.
De Raad heeft vastgesteld dat er in 1994 een grootschalig onderzoek naar de taxibranche is ingesteld, waaruit bleek dat taxichauffeurs in de praktijk als werknemers moesten worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de besluiten van gedaagde, die de verzekeringsplicht voor de betrokken taxichauffeurs bevestigden, terecht waren. De Raad heeft ook geoordeeld dat het duidelijk was welke vennoten van de appellante als werkgever moesten worden aangemerkt, aangezien de werknemer in het besluit expliciet was vermeld.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van 23 oktober 2003, waarin dezelfde materiële arbeidsverhouding aan de orde was, als precedent gebruikt en heeft geen aanleiding gezien om anders te beslissen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om uitstel van betaling van de premienota's af. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing en onderstreept de verzekeringsplicht van taxichauffeurs in deze context.