ECLI:NL:CRVB:2004:AS2064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de gevolgen voor premienota's
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om de verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de daaruit voortvloeiende premienota's. De appellante, een taxionderneming gevestigd in Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Deze uitspraak betrof de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die de verzekeringsplicht voor taxichauffeurs had vastgesteld en premienota's had verzonden voor de jaren 1996 tot en met 1998. De appellante betwistte de rechtmatigheid van deze besluiten en vroeg om uitstel van betaling van de nota's.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 28 oktober 2004, waarbij de appellante niet aanwezig was, maar de gedaagde partij vertegenwoordigd was door een medewerker van het Uwv. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht de besluiten van het Uwv in stand heeft gelaten. De Raad oordeelde dat de taxichauffeurs, ondanks hun privaatrechtelijke dienstbetrekkingen, als verzekeringsplichtig moesten worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op een eerder onderzoek naar de taxibranche, waaruit bleek dat de taxichauffeurs in een arbeidsverhouding stonden tot de oorspronkelijke exploitanten van de taxivergunning.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv terecht geen uitstel van betaling heeft verleend voor de premienota's, en dat de appellante voldoende op de hoogte was van de betrokken vennoten die als werkgevers van de taxichauffeurs moesten worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Raad heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van eerdere uitspraken over dit onderwerp. De beslissing werd uitgesproken op 16 december 2004.