ECLI:NL:CRVB:2004:AS2038
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van taxichauffeurs en niet-ontvankelijkheid hoger beroep
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep werd behandeld, ging het om de verzekeringsplicht van taxichauffeurs en de vraag of de rechtbank Amsterdam de aan appellante opgelegde voorschotnota over het jaar 1999 terecht in stand had gelaten. De appellante, vertegenwoordigd door mr. E. Bos RA, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin de voorschotnota was opgelegd naar aanleiding van een door gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), aangenomen verzekeringsplichtige arbeidsverhouding met taxichauffeurs. Tijdens de zitting op 4 november 2004 bleek echter dat de afrekeningsnota 1999 van 4 februari 2003 op nihil was gesteld, wat betekende dat de voorschotnota in geding was vervallen.
De Raad oordeelde dat appellante geen belang meer had bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad achtte het echter wel gepast om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante, die werden begroot op € 644,-- in beroep en € 322,-- in hoger beroep, wegens verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, met mr. R.C. Schoemaker als voorzitter en mr. G. van der Wiel en mr. R.C. Stam als leden, in aanwezigheid van griffier W.J.M. Fleskens.
De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep was als volgt: het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard, gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 966,--, en het Uwv werd verplicht om het door appellante betaalde griffierecht van € 531,20 aan haar te vergoeden.