ECLI:NL:CRVB:2004:AR8773

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4000 REA + 04/4002 REA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vergoeding en hoogte van opleidingskosten voor rechtenstudie aan de Open Universiteit

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 15 juni 2004, waarin zijn verzoek om vergoeding van studiekosten voor de rechtenstudie aan de Open Universiteit en de kosten van een laptop werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 november 2004, waarbij appellant aanwezig was en de gedaagde partij, de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, niet verscheen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de afwijzing van de studiekostenvergoeding ongegrond was, omdat niet was aangetoond dat de studie de mogelijkheden van appellant om inkomensvormende arbeid te verrichten zou vergroten. De rechtbank oordeelde ook dat de kosten van de laptop als algemeen gebruikelijk konden worden beschouwd, en verwees naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van dit oordeel.

In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren tegen de uitspraak van de rechtbank gemotiveerd, waarbij hij stelde dat de rechtbank de bevindingen van de arbeidsdeskundigen ten onrechte had gevolgd. De Centrale Raad van Beroep heeft de rapporten van de arbeidsdeskundigen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de afwijzing van de studiekostenvergoeding op goede gronden berustte. De Raad oordeelde dat, gezien de leeftijd en werkervaring van appellant, het niet aannemelijk was dat hij op de rechtenstudie was aangewezen voor een reëel perspectief op de arbeidsmarkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

04/4000 REA + 04/4002 REA
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 15 juni 2004, reg. nrs AWB 04/453 t/m AWB 04/456.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
De gedingen zijn behandeld ter zitting van 24 november 2004, waar appellant is verschenen en waar gedaagde -zoals aangekondigd- niet is verschenen.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de in deze gedingen van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Bij het bestreden besluit van 13 februari 2004 heeft gedaagde het bezwaar van appellant tegen de hoogte van de toegekende vergoeding van de opleidingskosten (voor het eerste gedeelte van de rechtenstudie aan de Open Universiteit) en tegen de afwijzing van de vergoeding van de kosten van de laptop (c.q. de reparatiekosten van de laptop) ongegrond verklaard. Aan dat besluit ligt het standpunt ten grondslag dat ten aanzien van de hoogte van de opleidingskosten niet gesteld kan worden dat de toekenning van een bijdrage van € 2.490,- onjuist is, en dat de bezwaararbeidsdeskundige zelfs van mening is dat appellant coulant is behandeld en dat afwijzing van deze kosten voor de hand had gelegen.
De weigering van de vergoeding van de kosten van de laptop (en de reparatiekosten van de laptop) is gebaseerd op het in het rapport van 6 februari 2004 van de bezwaararbeidsdeskundige A. Leeneman neergelegde standpunt dat een computer/laptop met toebehoren (c.q. de reparatiekosten) als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd.
Bij het bestreden besluit van 24 maart 2004 heeft gedaagde het bezwaar van appellant tegen de afwijzing van de vergoeding van de studiekosten Nederlands Recht aan de Open Universiteit voor het tweede studiejaar ongegrond verklaard. Dat besluit is gebaseerd op het rapport van 23 oktober 2003 van de arbeidsdeskundige M.J. Loos-Diender en op evenvermeld rapport van de bezwaararbeidsdeskundige Leeneman.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 15 juni 2004 de verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen en de tegen de bestreden besluiten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat het feit dat appellant inmiddels een aantal modules heeft gehaald, niet betekent dat daarmee is aangetoond dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat de mogelijkheden van appellant tot het verrichten van inkomensvormende arbeid worden vergroot door het volgen van een (volledige) studie Nederlands Recht. Wat de gevraagde vergoeding van de kosten van de computer/laptop (met toebehoren) betreft is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 2 van het Reïntegratie-instrumenten-besluit Wet REA (Stb 1998, 293), als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Voor dat oordeel heeft de rechtbank steun gevonden in de uitspraak van de Raad van 24 september 2003 (RSV 2003/292).
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij is onder meer van mening dat de rechtbank ten onrechte de bevindingen van de arbeidsdeskundigen, zoals neergelegd in de rapporten van 23 oktober 2003 en 6 februari 2004, heeft gevolgd.
De Raad komt -alles in aanmerking genomen- tot de volgende beoordeling.
Met betrekking tot de hoogte van de aan appellant toegekende studiekostenvergoeding voor het eerste studiejaar
(ad € 2.490) heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden dat het toegekende bedrag onjuist zou zijn. De Raad heeft voor dat oordeel voldoende steun gevonden in het rapport van 9 oktober 2002 van de arbeidsdeskundige J. van den Berg.
Wat de weigering van de vergoeding van de kosten van de computer/laptop (met toebehoren) betreft, kan de Raad zich verenigen met het oordeel van de rechtbank dat in het onderhavige geval een computer (met toebehoren) als algemeen gebruikelijk moet worden beschouwd.
Gelet op de in de rapporten van 23 oktober 2003 en 6 februari 2004 neergelegde bevindingen van de arbeidsdeskundigen is ook de Raad tot het oordeel gekomen dat de afwijzing van de studiekostenvergoeding voor het tweede jaar aan de Open Universiteit op goede gronden berust. Met name gelet op de leeftijd van appellant, zijn werkervaring (appellant is veelal als uitzendmedewerker werkzaam geweest) en de resultaten van het beroepskeuze-onderzoek, moet ook de Raad het er voor houden dat niet gezegd kan worden dat appellant op een rechtenstudie aan de Open Universiteit is aangewezen om een reëel perspectief op de arbeidsmarkt te hebben. Ter voorlichting aan appellant verwijst de Raad naar hetgeen hij in dat verband heeft overwogen in zijn uitspraken die gepubliceerd zijn in RSV 1994/78, USZ 2001/11 en RSV 2001/25.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.I. ’t Hooft als voorzitter en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert en mr. R.H. de Bock als leden, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 december 2004.
(get) M.I. ’t Hooft
(get) C.H.T.W. van Rooijen