ECLI:NL:CRVB:2004:AR8676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid in het kader van de WAO
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering met ingang van 1 december 2000 had vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, terwijl hij eerder een uitkering ontving op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Zutphen had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 9 november 2004 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van het verweer in eerste aanleg. De Raad heeft zich achter de overwegingen van de rechtbank geschaard en vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv in rechte stand kan houden. De Raad heeft daarbij opgemerkt dat de deskundigen die door appellant zijn ingeschakeld, geen medisch objectiveerbare redenen hebben aangedragen voor het aannemen van beperkingen die de geschiktheid voor de geselecteerde functies zouden beïnvloeden.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, waarbij de voorzitter en twee leden de beslissing hebben genomen, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2004.