ECLI:NL:CRVB:2004:AR8547

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1234 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering na wachttijd

In deze zaak gaat het om de weigering van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen na het verstrijken van de wachttijd van 52 weken. Appellante, die zich op 28 februari 2000 ziek meldde met hoofdpijnklachten, heeft in hoger beroep gesteld dat haar beperkingen ernstiger zijn dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 november 2004, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. W.G.H. van de Wetering, en gedaagde door mr. H. de Rooij van het Uwv.

De Raad overweegt dat de arbeidsdeskundige acht functies heeft geselecteerd die voor appellante geschikt zouden zijn, ondanks haar gezondheidsklachten, waaronder diabetes mellitus en gehoorproblemen. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies, zoals naaister-stikster meubelbekleding, printplatenmonteur en lederwarenmaker, passend zijn voor appellante. De Raad stelt vast dat appellante op basis van de mediane functie naaister-stikster meubelbekleding een inkomen kan verwerven dat geen verlies aan verdiencapaciteit met zich meebrengt. Daarom bevestigt de Raad de beslissing van het Uwv om geen WAO-uitkering toe te kennen aan appellante.

De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen gelijk in haar hoger beroep.

Uitspraak

03/1234 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellante heeft mr. W.G.H. van de Wetering, advocaat te Rijswijk, op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Rotterdam op 30 januari 2003, onder reg. nr.: WAO 02/67-ZET, tussen partijen gegeven uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift met bijlage ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 3 november 2004, waar voor appellante is verschenen mr. Van de Wetering, voornoemd, en waar namens gedaagde is verschenen mr. H. de Rooij, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Appellante was via een uitzendbureau werkzaam als productiemedewerkster bij een groenteveiling toen zij zich op 28 februari 2000 ziek meldde met hoofdpijnklachten.
Op 30 januari 2001 is appellante onderzocht door verzekeringsarts G.T. Tan, die mede op basis van informatie van de behandelende sector de diagnoses hoofdpijn, hypertensie en migraine stelde en beperkingen aangaf voor langdurig lopen, staan, trappenlopen, klimmen, tillen, dragen, knielen, kruipen, hurken, duwen, trekken, blootstelling aan zware, laagfrequente trillingen en langdurige blootstelling aan stress en conflicthantering in publiek- of klantgerichte functies in een minder lawaaiige omgeving. Op basis van het door Tan voor appellante opgestelde belastbaarheidspatroon heeft arbeidsdeskundige P. Jonkman functies geselecteerd uit het Functie Informatie Systeem (FIS), waarna op basis van de mediane functie naaister-stikster meubelbekleding de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is vastgesteld op 0%. Vervolgens heeft gedaagde bij besluit van 31 juli 2001 geweigerd appellante bij het einde van de wachttijd van
52 weken een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. Bij besluit van 14 december 2001 (hierna: het bestreden besluit) heeft gedaagde dit standpunt gehandhaafd.
De rechtbank heeft het door appellante tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep is namens appellante aangevoerd dat zij meer beperkt is dan gedaagde heeft aangenomen en dat zij daarom de geselecteerde functies niet kan vervullen. Bovendien zijn bij appellante inmiddels diabetes mellitus en gehoorproblemen vastgesteld. Appellante meent dat de daarmee samenhangende klachten haar ook bij het einde van de wachttijd al beperkingen oplegden. Bovendien heeft de rechtbank nagelaten te vermelden dat inmiddels de functies schadebeoordelaar en datatypiste als voor appellante ongeschikt zijn afgevallen.
De Raad overweegt als volgt.
Bezwaarverzekeringsarts J.C. Weegink heeft op basis van de bevindingen van verzekeringsarts Tan, de informatie van de behandelaars en zijn eigen bevindingen tijdens de hoorzitting in bezwaar geen reden gezien te twijfelen aan diens conclusies.
De Raad stelt vast dat appellante geen nadere medische informatie heeft overgelegd. Appellantes enkele, niet met medische gegevens onderbouwde standpunt dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen, geeft de Raad geen aanleiding te oordelen dat de verzekeringsartsen van gedaagde voor appellante te geringe beperkingen hebben aangenomen.
Voornoemde arbeidsdeskundige heeft van de voor appellante geselecteerde functies een achttal aan de schatting ten grondslag gelegd. Naar het oordeel van de Raad kunnen de functies naaister-stikster meubelbekleding, printplatenmonteur en lederwarenmaker zonder meer voor appellante geschikt worden geacht. De op de verwoordingen functiebelastingen van de overige vijf functies voorkomende markeringen geven aan dat op die punten de belastbaarheid van appellante wordt overschreden. De Raad is van oordeel dat de aanvaardbaarheid van die overschrijdingen voldoende is toegelicht, zodat alle acht functies voor appellante geschikt kunnen worden geacht. Uitgaande van de mediane functie naaister-stikster meubelbekleding kan appellante een zodanig inkomen verwerven, dat geen verlies aan verdiencapaciteit resteert. Gedaagde heeft dan ook terecht geweigerd appellante een WAO-uitkering toe te kennen. Gelet daarop slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. Ch. van Voorst als voorzitter en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk en mr. M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E.M.J. Hetharie als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 december 2004.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J.E.M.J. Hetharie.
Gw