ECLI:NL:CRVB:2004:AR8543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Korting op WAO-uitkering in verband met inkomsten uit drugshandel
In deze zaak gaat het om de korting op de WAO-uitkering van appellant, die inkomsten uit drugshandel heeft genoten. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn uitkering herzien en teruggevorderd hebben. Appellant ontving een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij van 1 januari 1993 tot en met 30 april 1999 heeft gehandeld in soft drugs en daaruit inkomsten heeft genoten. Deze inkomsten zijn geschat op fl. 79,06 netto per dag, en appellant heeft deze niet gemeld bij het Uwv.
Het Uwv heeft besloten dat de uitkering van appellant vanaf 20 december 1993 gedurende drie jaar wordt gekort, alsof hij 45-55% arbeidsongeschikt was. Dit besluit is gebaseerd op het feit dat appellant zijn inkomsten uit drugshandel niet heeft opgegeven. De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep heeft ingesteld. De Raad overweegt dat de activiteiten van appellant gericht waren op het verkrijgen van inkomsten en dat deze als arbeid in de zin van de WAO moeten worden aangemerkt.
De Raad stelt vast dat het Uwv bevoegd was om de inkomsten van appellant schattenderwijs vast te stellen, gezien het ontbreken van concrete gegevens. De Raad oordeelt dat de gevolgen van het ontbreken van deze gegevens voor rekening van appellant komen. De uitkomsten van de strafrechtelijke vervolging van appellant zijn niet bepalend voor de vraag of hij inkomsten heeft genoten. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van appellant ongegrond, waarbij de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering wordt gehandhaafd.