ECLI:NL:CRVB:2004:AR8486
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M. Gunter
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van onderhoudsbijdrage voor uitwonend kind
In deze zaak gaat het om de weigering van kinderbijslag aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank. De zaak betreft de vraag of appellante heeft voldaan aan de vereiste onderhoudsbijdrage voor haar uitwonend kind, [naam kind]. Gedaagde heeft de kinderbijslag met ingang van het eerste kwartaal van 2001 ontzegd, omdat appellante niet minimaal f 791,- per kwartaal heeft bijgedragen aan de onderhoudskosten van het kind. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 november 2004. Tijdens deze zitting was appellante niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. L. Boot. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in het eerste kwartaal van 2001 slechts een bedrag van f 214,19 heeft betaald aan het LBIO en in het tweede kwartaal f 218,96. Dit is aanzienlijk minder dan het vereiste bedrag van f 791,-. De Raad heeft ook gekeken naar de kosten die appellante heeft opgegeven, zoals reiskosten en kleding, maar concludeert dat deze niet voldoende zijn om aan de onderhoudseis te voldoen.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellante niet in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het onderhoud van haar kind, en bevestigt daarmee de beslissing van gedaagde. De Raad oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat appellante geen recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de zaak wordt afgesloten met de beslissing dat de kinderbijslag terecht is geweigerd.