ECLI:NL:CRVB:2004:AR8459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Recht op kinderbijslag en de beoordeling van onderwijssoorten
In deze zaak gaat het om het recht op kinderbijslag voor de dochter van appellant, geboren op 13 september 1977. Appellant ontving tot en met het derde kwartaal van 1998 kinderbijslag, maar kreeg op 29 januari 1999 te horen dat hij vanaf het vierde kwartaal van 1998 geen recht meer had op deze uitkering. Dit besluit werd bevestigd door de Sociale verzekeringsbank, die stelde dat de dochter van appellant vanaf dat moment een andere opleiding volgde dan waarvoor eerder kinderbijslag werd ontvangen. De rechtbank Amsterdam had eerder in een uitspraak op 26 juni 2002 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 12 november 2004 behandeld. Appellant stelde dat de afschaffing van het recht op kinderbijslag in strijd was met het internationale recht en dat de opleiding COU (Curso de Orientación Universitaria) een logisch vervolg was op de opleiding BUP (Bachillerato Unificado Polivalente). De Raad oordeelde dat om van dezelfde opleiding te kunnen spreken, er sprake moet zijn van eenzelfde soort opleiding en onderwijs. De Raad concludeerde dat de COU en BUP niet als dezelfde opleiding konden worden aangemerkt, en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om het besluit van de Sociale verzekeringsbank te weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 december 2004.