ECLI:NL:CRVB:2004:AR8124

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/6021 OSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afrekeningsnota en sectorindeling in het kader van sociale verzekeringen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de indeling van eiseres in de sector uitzendbedrijven. Eiseres, vertegenwoordigd door haar directeur en een accountant, heeft bezwaar gemaakt tegen een afrekeningsnota van 2001 en de indelingsbeslissing van 9 augustus 2002. De Raad heeft vastgesteld dat de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen van kracht is en dat het Uwv in de plaats is gekomen van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke indeling per 13 augustus 2001, maar heeft later bezwaar aangetekend tegen de afrekeningsnota, wat leidde tot een nader onderzoek door verweerder.

De Raad overweegt dat het bezwaarschrift van eiseres moet worden gezien als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit van 23 augustus 2001. De Raad heeft het oorspronkelijke besluit heroverwogen, maar concludeert dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van het besluit. Eiseres heeft gesteld geen uitzendbureau te zijn en dat de indeling het gevolg is van foutieve advisering door de vorige accountant. De Raad kan echter geen nieuwe feiten onderkennen die de herziening van het besluit rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de indeling van eiseres in de sector uitzendbedrijven gehandhaafd blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 9 december 2004, met de voorzitter en twee leden van de Raad.

Uitspraak

02/6021 OSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], gevestigd te [woonplaats], eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan het Lisv.
Namens eiseres heeft P.F. Deckers AA., werkzaam bij Deckers & Partners accountants en belastingadviseurs te Oosterhout, als gemachtigde van eiseres bij de Raad beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 november 2002, waarbij het bezwaar tegen verweerders indelingsbeslissing van 9 augustus 2002 ongegrond werd verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 7 oktober 2004. Aldaar heeft eiseres zich doen vertegenwoordigen door haar directeur J. Heurter, bijgestaan door P.F. Deckers, voornoemd, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door R.J.L. van Wijk, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 23 augustus 2001 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij per 13 augustus 2001 is aangesloten bij de sector uitzendbedrijven, risicopremiegroep Uitzendbedrijven IIa, middenklasse. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft op 10 mei 2002 bezwaar gemaakt tegen de aan haar opgelegde afrekeningsnota 2001, in welk bezwaar verweerder aanleiding heeft gezien een nader onderzoek in te stellen met betrekking tot de indeling van eiseres. Verweerder heeft vervolgens bij brief van 9 augustus 2002 aan eiseres medegedeeld de indeling bij de sector Uitzendbedrijven te zullen handhaven. Vervolgens heeft verweerder het in rubriek I vermelde besluit genomen.
De Raad overweegt als volgt.
Gelet op de inhoud en strekking van het bezwaarschrift van eiseres van 10 mei 2002, dient dit schrijven naar het oordeel van de Raad te worden aangemerkt als een verzoek aan verweerder om terug te komen van zijn besluit van 23 augustus 2001. Verweerder heeft naar aanleiding van dat verzoek het oorspronkelijke besluit in volle omvang heroverwogen. Het bepaalde in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat daaraan niet in de weg. Zoals de Raad reeds meermalen heeft overwogen, kan dit echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het gebruik van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. De Raad zal dan ook het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt nemen en zich beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
Eiseres stelt geen uitzendbureau te zijn en uitsluitend werknemers in dienst te hebben genomen die werkzaam zijn voor [de vennootschap], aan welke onderneming eiseres gelieerd is. Volgens eiseres is sprake van een constructie die is ontstaan ten gevolge van een foutieve advisering van de vorige accountant. De Raad kan in het zijdens eiseres in beroep gestelde, noch in de overige gedingstukken nieuwe feiten of veranderde omstandigheden onderkennen. Verweerder had dan ook geen aanleiding behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad tenslotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. R.C. Schoemaker als voorzitter en mr. G. van der Wiel en mr. F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van W.J.M. Fleskens als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2004.
(get.) R.C. Schoemaker
(get.) W.J.M. Fleskens