ECLI:NL:CRVB:2004:AR7821
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C.F. Talman
- G.L.M.J. Stevens
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake berekeningsbeschikking vermogen onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak gaat het om een beroep dat eiser heeft ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij zijn bezwaar tegen de berekeningsbeschikking van 30 september 2003 niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser, geboren in 1938, ontving een periodieke uitkering krachtens de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De berekeningsbeschikking stelde zijn vermogen vast op ƒ 1.000.000,-, wat leidde tot het niet uitbetalen van zijn uitkering. Eiser was van mening dat de hoogte van zijn vermogen onjuist was vastgesteld en had verweerster verzocht om herziening van deze beslissing, waarbij hij verwees naar een nieuw belastingsysteem dat van invloed zou zijn op zijn uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 november 2004, waarbij eiser in persoon verscheen en verweerster vertegenwoordigd werd door J.A. Groeneveld. De Raad overwoog dat de berekeningsbeschikking van 30 september 2003 geen nieuw besluit was, maar een herhaling van eerdere besluitvorming. Eiser had geen verzoek tot wijziging van de vaststelling van zijn vermogen ingediend, en de Raad concludeerde dat er geen sprake was van een beslissing gericht op rechtsgevolg. Daarom werd het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 december 2004.