ECLI:NL:CRVB:2004:AR7818

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6566 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergoeding aanschafkosten auto wegens niet-medische noodzaak

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag door eiseres voor vergoeding van de aanschafkosten van een nieuwe auto. Eiseres, geboren op 8 november 1943, is gelijkgesteld met vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en ontvangt een periodieke uitkering op basis van psychische klachten. Eiseres heeft in december 2001 een aanvraag ingediend voor de vergoeding van de kosten van een nieuwe auto, die zij nodig achtte vanwege nerveuze klachten, angst, slapeloosheid, spanning, hartklachten, hoge bloeddruk en gynaecologische klachten. De verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft deze aanvraag afgewezen op 12 december 2002, met de motivering dat de voorziening niet als medisch noodzakelijk of medisch-sociaal wenselijk kan worden beoordeeld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 november 2004, waarbij eiseres niet aanwezig was. De verweerster werd vertegenwoordigd door J.A. Groeneveld. De Raad overweegt dat eiseres geen totale beperking heeft voor het gebruik van openbaar vervoer en dat zij in staat is om onder begeleiding te reizen. Dit oordeel is gebaseerd op een rapport van psychiater M. Kazemier uit 1995 en adviezen van geneeskundig adviseurs uit 1997 en 2002. De Raad concludeert dat de medische gegevens geen steun bieden voor de stelling dat eiseres niet in staat zou zijn om met het openbaar vervoer te reizen.

De Raad heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat er geen redenen zijn gevonden om het standpunt van verweerster te weerleggen. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter J.C.F. Talman en de leden G.L.M.J. Stevens en K. Zeilemaker, met mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, op 16 december 2004.

Uitspraak

03/6566 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verweerster heeft onder dagtekening 28 november 2003, kenmerk JZ/R70/2003/965, ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Namens eiseres is bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 4 november 2004. Eiseres is daar niet verschenen. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door J.A. Groeneveld, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is eiseres, geboren op 8 november 1943, gelijkgesteld met de vervolgde in de zin van de Wet en is haar op grond van psychische klachten een periodieke uitkering toegekend. Vervolgens zijn haar nog bijzondere voorzieningen toegekend ter zake van extra huishoudelijke hulp, extra vakantie en vervoer voor het onderhouden van sociale contacten.
In december 2001 heeft eiseres bij verweerster een aanvraag ingediend om vergoeding van de aanschafkosten van een nieuwe auto in verband met gestelde nerveuze klachten, angst, slapeloosheid, spanning, hartklachten, hoge bloeddruk en gynaecologische klachten.
Bij besluit van 12 december 2002, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, heeft verweerster genoemde aanvraag afgewezen op de grond dat deze voorziening in verband met de bij eiseres bestaande causale ziekten of gebreken niet als medisch noodzakelijk, noch als medisch-sociaal wenselijk kan worden geoordeeld.
Ter beantwoording staat de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen namens eiseres in beroep is aangevoerd, in rechte stand kan houden. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Verweersters weigering eiseres een voorziening toe te kennen voor de kosten van de aanschaf van een auto berust op de grond dat bij eiseres geen totale beperking bestaat voor het gebruik van openbaar vervoer. Daarbij is in het bijzonder overwogen dat eiseres in staat wordt geacht om onder begeleiding met het openbaar vervoer te reizen en dat zij over voldoende mogelijkheden voor begeleiding beschikt. Verweerster heeft zich daarbij gebaseerd op een in 1995 over eiseres opgesteld rapport van psychiater M. Kazemier, waaruit naar voren is gekomen dat eiseres geen beperkingen heeft ten aanzien van haar fobische klachten, en tevens op de adviezen van verweersters geneeskundig adviseurs van 1997 en 2002. In deze adviezen is vermeld dat eiseres onder begeleiding in staat is van het openbaar vervoer gebruik te maken en dat zij ook feitelijk over die begeleiding in toereikende mate kan beschikken.
De Raad heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden het standpunt van verweerster voor onjuist te houden. Hij heeft hierbij laten wegen dat de beschikbare medische gegevens geen steun bieden voor de constatering dat de psychische klachten van eiseres van dien aard zijn dat zij in het geheel niet - en dus ook niet met begeleiding - in staat zou zijn om met het openbaar vervoer te reizen. Naar het oordeel van de Raad komt uit die gegevens eerder een beeld naar voren dat sedert 1997 de aard en de omvang van de klachten van eiseres gestabiliseerd zijn. Dit beeld wordt bevestigd door de verklaring van de huisarts van eiseres, M.J. van Glabbeek, van 18 juni 2002 waaruit niet van een verergerde psychische aandoening blijkt, maar van de reeds lange tijd bestaande bekende klachten. In het verlengde hiervan heeft de Raad dan ook geen reden gezien om het verzoek van eiseres te honoreren om haar aan een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek te laten onderwerpen.
Aangezien verweerster in het bestreden besluit het oordeel heeft gehandhaafd dat er bij eiseres geen totale beperking bestaat voor het gebruik maken van openbaar vervoer slaagt de grief van eiseres dat haar aanvraag ten onrechte aan het recente, strengere beoordelingsregiem zou zijn getoetst niet.
Gezien het voorgaande dient het beroep van eiseres ongegrond te worden verklaard.
Ten slotte acht de Raad geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter, en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. K. Zeilemaker als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2004.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.