ECLI:NL:CRVB:2004:AR7789
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2004 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 21 september 2004. In die uitspraak was het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 87,-- niet tijdig was betaald. De opposant had verzocht om behandeling van het verzet buiten zitting, wat door de Raad werd toegestaan.
De Raad heeft in zijn motivering benadrukt dat de verplichting tot betaling van het griffierecht voortvloeit uit artikel 22 van de Beroepswet. De opposant was herhaaldelijk gewezen op deze verplichting en had de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht, maar had hiervan geen gebruik gemaakt. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te oordelen dat het verzuim van de opposant niet tegengeworpen kon worden.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het verzet ongegrond, waarbij de Raad geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A.J. van den Hurk, in aanwezigheid van griffier P.N. Rijnsewijn, en werd openbaar uitgesproken op 14 december 2004.