ECLI:NL:CRVB:2004:AR7514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- R.H. de Bock
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2004, staat de beoordeling van een termijnoverschrijding centraal. Appellante, wonende te Amsterdam, had beroep ingesteld tegen een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam. De rechtbank Amsterdam had eerder, op 22 januari 2004, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijk gestelde termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden in de argumenten van appellante om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen reden is om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt daarmee de strikte handhaving van de termijnen in bestuursrechtelijke procedures, waarbij de noodzaak van tijdige indiening van beroepschriften wordt benadrukt. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de gevolgen van termijnoverschrijding onderstreept en de noodzaak van zorgvuldige procesvoering in bestuurszaken bevestigt.