ECLI:NL:CRVB:2004:AR7186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering verhoging WAO-uitkering en ziekengeld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van betrokkene tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WAO-uitkering te verhogen en om ziekengeld te verstrekken. Betrokkene, die als doktersassistente werkte, had in 1999 verzocht om herkeuring vanwege toegenomen klachten. Het Uwv had in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 20 juni 2000, vastgesteld dat betrokkene per 4 juni 1999 niet toegenomen arbeidsongeschikt was en weigerde haar uitkering te verhogen. De rechtbank 's-Hertogenbosch had in een eerdere uitspraak de beroepen van betrokkene tegen de besluiten van het Uwv deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Betrokkene ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gezondheidstoestand van betrokkene en dat de verzekeringsarts niet de juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelt dat het Uwv in zijn besluitvorming niet zorgvuldig heeft gehandeld, met name omdat er geen arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden na de bijstelling van het belastbaarheidspatroon van betrokkene. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
De Raad vernietigt het bestreden besluit en draagt het Uwv op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 20 juni 2000. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1288,- bedragen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor het overige, maar op andere gronden.