ECLI:NL:CRVB:2004:AR6101
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A.C.W. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld op basis van zelfontslag en verwijtbaarheid
In deze zaak gaat het om de weigering van ziekengeld aan appellant, die zelf ontslag heeft genomen. Appellant, werkzaam als inspecteur bij een verzekeringsmaatschappij, had problemen in de werksfeer en heeft een zwartboek geschreven met voorstellen voor verbetering. Na het weigeren van een opdracht om 50% van zijn tijd op het hoofdkantoor te werken, heeft appellant zich ziek gemeld. Hij verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en om een ontslagvergoeding. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden, maar appellant kreeg geen ziekengeld omdat hij door zijn ontslag het Algemeen Werkloosheidsfonds zou hebben benadeeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat appellant door zijn handelen een benadelingshandeling heeft gepleegd, zoals bedoeld in artikel 45 van de Ziektewet. De Raad oordeelt dat appellant niet of nauwelijks kan worden verweten dat hij zijn arbeidsovereenkomst heeft ontbonden, maar dat de opgelegde maatregel van weigering van ziekengeld niet onevenredig is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de omstandigheden van het geval niet zodanig waren dat appellant niet kon worden verweten dat hij zijn arbeidsovereenkomst heeft ontbonden.
De Raad concludeert dat de weigering van ziekengeld terecht is, omdat appellant door zijn ontslag het Algemeen Werkloosheidsfonds heeft benadeeld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en ziet geen aanleiding om de maatregel te herzien. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee leden aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2004.