ECLI:NL:CRVB:2004:AR6043

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4977 OSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herindeling van een vleesgroothandel in de juiste sector volgens de Werkloosheidswet

In deze zaak gaat het om de herindeling van een vleesgroothandel, appellante, door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (gedaagde). Appellante was oorspronkelijk ingedeeld in sector 15, Slagersbedrijven, maar gedaagde heeft deze indeling per 1 januari 2003 gewijzigd naar sector 16, Slagers overig. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar gedaagde heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad heeft de feiten vastgesteld, waarbij appellante vleesproducten bewerkt en levert aan (overheids-)instellingen en horecabedrijven. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, met de aanmelding van haar zustervennootschap, in de verkeerde sector was ingedeeld, omdat zij geen vlees aan particulieren verkoopt. Dit leidde tot de conclusie dat appellante als vleesgrossierderij moet worden aangemerkt, wat onder sector 16 valt.

Appellante heeft betoogd dat haar bedrijfsvoering niet verschilt van die van een regulier slagersbedrijf en dat de herindeling in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De Raad heeft echter geoordeeld dat de indeling in sectoren is gebaseerd op de verkoop aan particulieren, en aangezien appellante deze verkoop niet doet, is de herindeling terecht. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

03/4977 OSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 6 september 2002 heeft gedaagde de indeling van appellante ingaande 1 januari 2003 gewijzigd van sector 15. Slagersbedrijven in sector 16. Slagers overig. Hiertegen heeft appellante bij brief van 14 oktober 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 5 augustus 2003 heeft gedaagde deze bezwaren ongegrond verklaard.
Appellante heeft hiertegen beroep doen instellen bij de Raad.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 16 september 2004, waar voor appellante zijn verschenen P. de Ruijter, directeur, R. Konijn, financieel manager, en mr. W. van den Brink, werkzaam bij de Koninklijke Nederlandse Slagersorganisatie te Rijswijk, en waar voor gedaagde is verschrenen R.J.L. van Wijk, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende, niet bestreden, feiten.
Appellante voert een vleeshandel. Zij koopt zogenaamde technische delen in, die door haar worden be- en verwerkt tot voor consumptie geschikte porties. Zij was ingedeeld in sector 15. Slagersbedrijven (vóór 1 maart 1997 in de daarmee overeenkomende risicogroep van de toenmalige bedrijfsvereniging).
Het door appellante be- en verwerkte vlees is bestemd voor levering aan (overheids-) instellingen en horecabedrijven.
Met ingang van 31 december 2001 levert appellante het door haar bewerkte vlees uitsluitend aan haar zustervennootschap [naam vennootschap] ([vennootschap]), met wie zij, onbetwist, (onderdeel van) een organisatorische en economische eenheid vormt. [de vennootschap] levert het vlees, aangevuld met andere voor de menselijke consumptie bestemde producten door aan de horeca en (overheids-)instellingen.
De aanmelding van [de vennootschap] vormde voor gedaagde aanleiding tot het instellen van een onderzoek. Daaruit trok hij de conclusie dat appellante (al vóór 31 december 2001) in de verkeerde sector was ingedeeld, omdat zij, nu geen levering aan particulieren plaats vindt, een vleesgrossierderij zou voeren.
Dit standpunt wordt door appellante bestreden met het betoog dat, behoudens de omvang, haar bedrijfsvoering niet verschilt van die van een regulier slagersbedrijf; ook slagers is het toegestaan aan de horeca en instellingen te leveren. De herindeling van appellante zou bovendien in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, omdat zogenaamde grootslagers als appellante van oudsher zijn ingedeeld in sector 15. Slagersbedrijven.
De Raad overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 97, eerste lid van de Werkloosheidswet (WW) is een werkgever van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 97k van de WW door de minister vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten.
Tot sector 16. Slagers overig behoort op grond van de bijlage bij de Regeling indeling van het bedrijfs- en beroepsleven in sectoren onder meer de vleesgrossierderij (hierna: de Regeling). Met partijen is de Raad van oordeel dat daaronder moet worden verstaan de vleesgroothandel. Ook elders in de Regeling wordt onderscheiden tussen groothandel en klein (of detail-)handel, waarbij de laatste zich, naar het oordeel van de Raad, kenmerkend onderscheidt van de eerste door de verkoop aan particulieren.
Appellante verkoopt het door haar be- en verwerkte vlees niet aan particulieren. Daarom is gedaagde bij de herindeling van appellante per 1 januari 2003 terecht ervan uitgegaan dat het door appellante gevoerde bedrijf als vleesgrossierderij moet worden aangemerkt.
Gedaagde heeft gemotiveerd bestreden dat (andere) grootslagers door haar (structureel) in sector 15. Slagersbedrijven zijn of worden ingedeeld. Appellante heeft, hoewel haar bij herhaling de gelegenheid is geboden, nagelaten haar daaraan tegengestelde beweringen te onderbouwen. Onder die omstandigheden kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen.
De Raad ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Gegeven door mr. R.C. Schoemaker als voorzitter en mr. G. van der Wiel en mr. R.C. Stam als leden, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 november 2004.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) M. Renden.