ECLI:NL:CRVB:2004:AR5685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 2 november 2000 besloten dat appellante na afloop van de wettelijke wachttijd van 52 weken, met ingang van 6 september 2000, minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 7 augustus 2001. De rechtbank 's-Gravenhage heeft het beroep van appellante tegen dit besluit op 8 oktober 2002 ongegrond verklaard.
Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. B.J. Manspeaker, heeft in hoger beroep de gronden van de eerdere uitspraak aangevoerd. Tijdens de zitting op 14 september 2004 is appellante in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en een tolk. Namens gedaagde was G.M. Folkers aanwezig. De Raad heeft de zaak behandeld en de argumenten van beide partijen gehoord.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv berust op de conclusie dat appellante op de in geding zijnde datum weliswaar beperkingen ondervond, maar dat zij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor de geselecteerde functies. De Raad heeft de argumenten van het Uwv gevolgd en geconcludeerd dat appellante ongewijzigd voor minder dan 15% arbeidsongeschikt is. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een medisch deskundige in te schakelen en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft ook opgemerkt dat de huidige gezondheidstoestand van appellante na de in geding zijnde datum niet in deze procedure kan worden beoordeeld.
De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep, met mr. J.W. Schuttel als voorzitter en mr. C.W.J. Schoor en mr. M.C. Bruning als leden, in aanwezigheid van griffier mr. J.E.M.J. Hetharie, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2004.