ECLI:NL:CRVB:2004:AR5405

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4348 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheidsverklaring van een beroepschrift in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2004 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere niet-ontvankelijkheidsverklaring van zijn beroepschrift. Het oorspronkelijke beroep was op 27 november 2003 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De opposant heeft op 7 januari 2004 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 23 september 2004 is de opposant in persoon verschenen, terwijl de geopposeerde, de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, werd vertegenwoordigd door J.A. Groeneveld.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de opposant geen gegronde redenen heeft aangevoerd die het verzet zouden kunnen rechtvaardigen. De door de opposant aangevoerde redenen, waaronder psychische en lichamelijke problemen, zijn niet onderbouwd met medische gegevens die aantonen dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om een beroepschrift in te dienen. De Raad concludeert dat de opposant in verzuim is geweest door het te laat indienen van zijn beroepschrift.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. C.P.J. Goorden als leden, in aanwezigheid van griffier L. Karssenberg, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2004.

Uitspraak

03/4348 WUBO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 27 november 2003 het door opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van hem door geopposeerde genomen besluit d.d. 12 juni 2003 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Tegen die uitspraak heeft opposant verzet gedaan bij brief van 7 januari 2004.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 23 september 2004. Daar is opposant in persoon verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Groeneveld, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
De Raad stelt vast dat in verzet geen gronden naar voren zijn gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat hetgeen opposant in verzet naar voren heeft gebracht niet leidt tot het oordeel dat opposant met het te laat indienen van zijn beroepschrift niet in verzuim is geweest. De door opposant aangegeven redenen, te weten dat hij in de periode van begin juni tot eind augustus 2003 (naast huisvestingsproblemen) te kampen heeft gehad met psychische- en lichamelijke problemen, steunen niet op enige medische onderbouwing waaruit zou kunnen blijken dat opposant gedurende de gehele beroepstermijn buiten staat is geweest een - desnoods summier - beroepschrift in te dienen dan wel door een gemachtigde in te laten dienen.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposant gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. C.P.J. Goorden als leden, in tegenwoordigheid van L. Karssenberg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2004.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) L. Karssenberg.
HD
12.1