ECLI:NL:CRVB:2004:AR5314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- J.J.B. van der Putten
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, wonende in Marokko, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, dat zijn bezwaar tegen de weigering van een tweede uitbetaling van kinderbijslag ongegrond had verklaard. De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht niet had betaald. Appellant stelde echter dat hij op 27 november 2002 een poging had gedaan om het griffierecht te betalen, wat hij kon onderbouwen met een bon van het postkantoor.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat appellant in verzuim was. De Raad concludeerde dat appellant voldoende bewijs had geleverd van zijn poging tot betaling en dat de rechtbank hem in de gelegenheid had moeten stellen om het griffierecht alsnog te betalen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd bepaald dat de Sociale verzekeringsbank het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant moest vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op toegang tot de rechter, zelfs in gevallen waar er problemen zijn met de betaling van griffierechten. De Raad stelde vast dat de omstandigheden die leidden tot de niet-betaling buiten de invloedssfeer van appellant lagen, en dat hij niet onterecht benadeeld mocht worden door administratieve complicaties.