ECLI:NL:CRVB:2004:AR5306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een politieambtenaar wegens plichtsverzuim en verduistering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een politieambtenaar, appellant, tegen de beslissing van de Korpsbeheerder van de politieregio Utrecht, gedaagde, die hem met onmiddellijke ingang de straf van ontslag heeft opgelegd. Dit ontslag volgde op een disciplinair onderzoek naar aanleiding van een melding van vermissing van een geldbedrag van f 110,- uit een portemonnee op het politiebureau te Soest. De appellant werd verdacht van verduistering, en na een handschriftenonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) werd geconcludeerd dat de appellant waarschijnlijk de auteur was van een briefje dat bij het vermiste geld was aangetroffen.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de Korpsbeheerder voldoende bewijs had om het ontslag te rechtvaardigen. De Raad oordeelde dat het bij een disciplinair onderzoek niet gaat om de vaststelling van strafbare feiten, maar om de overtuiging dat de ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De Raad bevestigde dat de Korpsbeheerder een uitvoerig onderzoek had ingesteld en dat de conclusie dat appellant het geld had verduisterd, gerechtvaardigd was.
De Raad oordeelde verder dat het plichtsverzuim zo ernstig was dat het ontslag niet onevenredig was. De lange duur van de besluitvorming werd niet als onzorgvuldig beschouwd, gezien de ernst van de feiten. De uitspraak van de rechtbank Utrecht, die het beroep van appellant tegen het ontslag ongegrond had verklaard, werd door de Raad bevestigd. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd op 28 oktober 2004 openbaar uitgesproken.