ECLI:NL:CRVB:2004:AR4998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AAW-uitkering wegens minder dan 25% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellante, die zich had gewend tot het Uwv met een aanvraag om uitkering, werd in eerste instantie afgewezen omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Zwolle had eerder het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. De appellante, bijgestaan door haar advocaat, heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure is er een rapport uitgebracht door een bezwaarverzekeringsarts, die concludeerde dat er bij de appellante sprake was van preëxistente psychische stoornissen. De Raad heeft vervolgens een nader psychiatrisch onderzoek laten instellen, waaruit bleek dat de appellante een ongedifferentieerde somatoforme stoornis had, maar dat zij in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen, met uitzondering van enkele functies vanwege machinelawaai.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat het medische en arbeidskundige onderzoek door het Uwv met de vereiste zorgvuldigheid had plaatsgevonden. De Raad oordeelde dat er voldoende functies beschikbaar waren waarop de schatting kon worden gebaseerd, en dat de appellante terecht niet arbeidsongeschikt was geacht. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan de appellante.