ECLI:NL:CRVB:2004:AR4993
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.G.M. Simons
- M.I. 't Hooft
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering wegens overschrijding vrij te laten vermogen en schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 2 mei 2002 geoordeeld over de beëindiging van de bijstandsuitkering van appellante door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De beëindiging vond plaats op basis van het feit dat appellante over vermogen beschikte dat het voor haar geldende vrij te laten vermogen overschreed. Daarnaast werd appellante verweten dat zij haar inlichtingenplicht had geschonden door niet te melden dat zij over effecten beschikte die de vermogensgrens overschreden. Gedaagde had ook de bijstandsverlening over een eerdere periode ingetrokken en een terugvordering van bijstandsbedragen van f 82.763,64 ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellante niet had betwist dat zij in het betreffende tijdvak over vermogen beschikte dat de vrij te laten vermogensgrens overschreed. De Raad oordeelde dat gedaagde terecht had geconcludeerd dat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden. De Raad wees erop dat, hoewel appellante de bijstand had aangewend voor een goed doel, dit niet afdeed aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving. De Raad verklaarde het hoger beroep niet ontvankelijk wegens het ontvallen van procesbelang, aangezien het besluit van 10 juni 2002 volledig in de plaats was getreden van het in hoger beroep nog in geding zijnde gedeelte van het eerdere besluit.
De Raad concludeerde dat het besluit van gedaagde om de bijstandsverlening in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen, terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het beroep tegen het besluit van 10 juni 2002 werd ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.