ECLI:NL:CRVB:2004:AR4985
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep na finale kwijting door curator
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, zijn appellanten in hoger beroep gekomen tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 24 januari 2002 de beroepen van appellanten gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte en samenstelling van de gevorderde bedragen, maar had de beroepen voor het overige ongegrond verklaard. Appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.J. van Deventer, hebben aanvullende beroepschriften ingediend. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft verweerschriften ingediend en vragen beantwoord die door de Raad waren gesteld.
De zitting vond plaats op 30 september 2004, waarbij appellanten niet aanwezig waren, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. M.J. Lustenhouwer. De Raad concludeerde dat de door gedaagde verleende finale kwijting aan appellanten, door tussenkomst van de curator, het belang van appellanten bij een uitspraak op hun hoger beroep had doen vervallen. Hierdoor werd de niet-ontvankelijkheid van de hoger beroepen van appellanten vastgesteld. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op proceskosten.
De uitspraak werd gedaan op 28 oktober 2004, waarbij de Raad appellanten niet-ontvankelijk verklaarde in hun hoger beroepen. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de Raad, met mr. A. Kovács als griffier. De zaak had betrekking op de aansprakelijkheid van appellanten voor premies die verschuldigd waren door hun gefailleerde bedrijven, en de finale kwijting werd verleend na een schikking met de curator.