ECLI:NL:CRVB:2004:AR4819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel betaalde voorschotten in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep werd behandeld, ging het om de terugvordering van teveel betaalde voorschotten aan appellant, die een WW-uitkering ontving. Appellant had van 14 april 1998 tot en met 24 juli 1999 gewerkt als schilder en was daarna als glaszetter in dienst getreden. Na zijn ontslag op 15 november 1999 ontving hij een voorschot op zijn WW-uitkering. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had appellant een voorschot van f 753,00 bruto per week toegekend, maar later werd vastgesteld dat er onverschuldigd betaalde voorschotten waren van f 1.613,64. Dit leidde tot een terugvordering door gedaagde.
Appellant had bezwaar gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat appellant geen bezwaar had gemaakt tegen eerdere besluiten die de basis vormden voor de terugvordering. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de eerdere besluiten van gedaagde, die de hoogte van de WW-uitkering en het dagloon bepaalden, in rechte vaststonden. Appellant had geen nieuwe feiten of gronden aangevoerd die het hoger beroep konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten te heroverwegen en dat de terugvordering rechtmatig was. De Raad wees ook een verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen termen aanwezig waren om dit toe te kennen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 oktober 2004.