ECLI:NL:CRVB:2004:AR4487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2004, gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H.M.Ch. Libotte, heeft hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 april 2001 op 15 tot 25% heeft vastgesteld. Dit besluit is gebaseerd op een rapport van verzekeringsarts L. Beckers en de arbeidsdeskundige W. Janssen, die de geschiktheid van appellant voor verschillende functies hebben beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad concludeert dat appellant op de datum in geding niet verdergaand beperkt was in zijn arbeid dan vastgesteld door de verzekeringsarts. De Raad merkt op dat er geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd die de eerdere beoordeling zouden kunnen weerleggen. Bovendien kan de latere toekenning van een hogere WAO-uitkering niet worden gebruikt om de eerdere vaststelling van arbeidsongeschiktheid te betwisten.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing is genomen door mr. M.A. Hoogeveen als voorzitter en mr. H. Bolt en mr. H.G. Rottier als leden, met P. Boer als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 oktober 2004.