ECLI:NL:CRVB:2004:AR4476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- I.D. Veldman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor woninginrichting
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand ter voorziening in de kosten van haar verhuizing naar een verzorgingstehuis was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante, geboren in 1911, op 6 december 1999 een aanvraag indiende voor bijzondere bijstand. De gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag op 22 februari 2000 afgewezen, met de reden dat appellante een lening kon aanvragen bij Crediam. Na een aantal juridische stappen, waaronder een uitspraak van de rechtbank op 11 juni 2001 die de afwijzing vernietigde, heeft de gemeente op 6 augustus 2002 het bezwaar tegen de eerdere afwijzing gegrond verklaard en bijstand verleend voor de kosten van woninginrichting tot een bedrag van f 5.267,60 in de vorm van een gift.
Tijdens de zitting op 7 september 2004 is appellante niet verschenen, terwijl de gemeente zich liet vertegenwoordigen door mr. F.H.W. Fris. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen procesbelang is voor appellante bij de beslissing omtrent het hoger beroep, aangezien de gemeente inmiddels aan haar verzoek had voldaan. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedaan op 19 oktober 2004, bevestigt dat de eerdere beslissingen van de rechtbank en de gemeente in overeenstemming waren met de wet en dat appellante geen recht had op verdere rechtsgang.