ECLI:NL:CRVB:2004:AR4424
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking en gezag in de relatie tussen appellante en betrokkene
In deze zaak gaat het om de vraag of betrokkene vanaf 1 januari 1999 onder het gezag van appellante werkzaam is geweest. Appellante, vertegenwoordigd door mr. C.W.B.M. Wouters, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 26 juni 2002 werd gewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een looncontrole door gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die medio 2000 een onderzoek instelde naar de verzekeringsplicht van betrokkene. Betrokkene was voorheen directeur en aandeelhouder van appellante, maar is per 1 januari 1999 teruggetreden als statutair directeur en heeft zijn aandelen verkocht. Hij heeft zijn arbeidstijd verminderd en een nieuwe samenwerkingsovereenkomst gesloten met appellante.
De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene, ondanks zijn terugtreden als directeur, nog steeds werkzaamheden verrichtte die essentieel waren voor de bedrijfsvoering van appellante. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat betrokkene in een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam was, en het beroep van appellante op het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel verworpen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de werkzaamheden van betrokkene onder het gezag van appellante vielen, wat betekent dat de verzekeringsplicht van toepassing is. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan in aanwezigheid van de griffier M. Renden en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2004.