ECLI:NL:CRVB:2004:AR4410
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak van de Raad, gedateerd 24 maart 2004, verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat de beroepstermijn was overschreden. De opposant, die tijdig verzet heeft aangetekend, betoogde dat het beroepschrift tijdig was ingediend, omdat de termijn volgens hem pas begon te lopen op 2 juli 2002, de dag na de verzending van de uitspraak van de rechtbank op 1 juli 2002. Het beroepschrift was echter op 13 augustus 2002 ter griffie ontvangen, wat de Raad als een overschrijding van de termijn beschouwde.
De Raad overwoog dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post geldt dat het beroepschrift tijdig is als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De Raad concludeerde dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 12 augustus 2002 was geëindigd, en dat het beroepschrift op 13 augustus 2002 dus te laat was ingediend.
De opposant voerde aan dat hij in de uitspraak van de rechtbank Zutphen was gewezen op de mogelijkheid om het beroepschrift binnen de beroepstermijn in te dienen. De Raad oordeelde echter dat de argumenten van de opposant niet voldoende waren om te concluderen dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 oktober 2004.