ECLI:NL:CRVB:2004:AR3823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- A. Beuker-Tilstra
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel ontvangen wachtgeld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
In deze zaak gaat het om de terugvordering van teveel ontvangen wachtgeld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van gedaagde, die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De rechtbank had geoordeeld dat er voldoende twijfel bestond over de vraag of gedaagde redelijkerwijs had kunnen weten dat hij te veel wachtgeld ontving. Gedaagde ontving maandelijks een bedrag dat varieerde tussen f 600,- en f 1.800,-, terwijl hij voordien slechts f 60,- per maand ontving. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de Minister, met toewijzing van proceskosten en griffierecht.
In hoger beroep stelde de Minister dat gedaagde op grond van de Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering had moeten begrijpen dat zijn inkomsten in mindering moesten worden gebracht op het wachtgeld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat gedaagde redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat hij te veel wachtgeld ontving, gezien de aanzienlijke verhoging van het bedrag dat hij ontving zonder dat daar een duidelijke grond voor was. De Raad merkte op dat gedaagde zich had kunnen laten voorlichten over de onduidelijkheid van de uitkeringsspecificaties.
De Raad concludeerde dat de Minister bevoegd was tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde wachtgeld en dat de terugvordering terecht was beperkt tot de periode van april 1994 tot en met november 1995. De toezegging van gedaagde's werkgever dat alles tot in de puntjes zou worden geregeld, gaf gedaagde geen recht op een beroep op het vertrouwensbeginsel. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van gedaagde tegen het besluit van de Minister ongegrond.