ECLI:NL:CRVB:2004:AR3604
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om bijzondere bijstand voor verhuizing en woninginrichting
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. van Asten, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 4 juli 2002 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven ongegrond had verklaard. Het College had op 7 november 2000 de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand in de kosten van verhuizing, eerste huur, waarborg, opknapkosten en woninginrichting afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van bijzondere omstandigheden die de verhuizing noodzakelijk maakten.
Tijdens de zitting op 24 augustus 2004 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door mr. N.C.A. Boots. Gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. J. Martens. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat de voornaamste reden voor de verhuizing lag in een conflictueuze situatie met buren, maar dat appellante dit niet voldoende had onderbouwd met objectieve gegevens, zoals recente aangiften bij de politie of een schriftelijk advies van de wijkagent. De Raad concludeerde dat de informatie uit het politiedossier niet voldoende was om de noodzaak van de verhuizing te onderbouwen, aangezien de laatste melding dateerde van juli 1998 en de verhuizing in februari 2001 had plaatsgevonden.
De Raad oordeelde verder dat het achterstallig onderhoud van de woning niet als noodzakelijke kosten kon worden aangemerkt, omdat appellante niet had aangetoond dat zij vóór eind 1999 had aangedrongen op het herstel van dit onderhoud. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier L. Jörg, op 5 oktober 2004.