ECLI:NL:CRVB:2004:AR3475
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot herziening erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2004 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E.R. Schenkhuizen, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had verzocht om herziening van een eerdere afwijzing van zijn aanvraag tot erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. Eiser stelde dat hij bij zijn eerdere aanvraag niet alle relevante informatie had kunnen verstrekken, met name over seksueel misbruik en andere oorlogsomstandigheden die hij had meegemaakt.
De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag van juni 2002 in wezen een hernieuwde aanvraag is, waarbij nieuwe, niet eerder beoordeelde omstandigheden naar voren zijn gebracht. De Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de nieuwe claims van eiser te ondersteunen. De eerdere afwijzing van de aanvraag werd gehandhaafd, omdat de nieuwe verklaringen van eisers stiefmoeder en stiefoom niet voldoende betrouwbaar waren en niet in overeenstemming met eerdere verklaringen. De Raad concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden niet onder de werkingssfeer van de Wet kunnen worden gebracht.
De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van gedetailleerde en consistente informatie door de aanvrager in het kader van de Wet, vooral wanneer het gaat om gevoelige onderwerpen zoals seksueel misbruik. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.