ECLI:NL:CRVB:2004:AR3473
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Intrekking van beroep door erven van betrokkene en de vraag naar wilsgebrek
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2004, gaat het om de intrekking van een beroep door de erven van een overleden betrokkene, die eerder een besluit had ontvangen van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De intrekking vond plaats op 5 januari 2004, op advies van mr. C.C.J. Aarts, en was bedoeld om een zitting die gepland stond voor 22 januari 2004 te annuleren. De zoon van de betrokkene, die namens de erven optrad, verzocht later om heropening van het beroep, omdat de intrekking volgens hem op een misverstand berustte. De Raad moest beoordelen of de intrekking van het beroep geldig was en of deze berustte op een wilsgebrek.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2004 werd vastgesteld dat de intrekking bevoegdelijk was gedaan, maar de vraag was of er sprake was van wilsgebrek bij de zoon. De zoon verklaarde dat hij de intrekking had moeten doen omdat zijn advocaat zich had teruggetrokken en hij zelf niet in staat was om de zitting bij te wonen vanwege gezondheidsredenen. De Raad oordeelde dat de intrekking niet ongedaan kon worden gemaakt, omdat er geen wilsgebrek was aangetoond. De Raad benadrukte dat de zoon ook had kunnen verzoeken om uitstel van de zitting, wat niet was gedaan.
De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten en verklaarde het beroep vervallen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en de leden mr. G.L.M.J. Stevens en mr. F.J.L. Pennings. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier was L. Karssenberg. De zaak illustreert de strikte toepassing van de regels omtrent de intrekking van beroepen en de vereisten voor het aantonen van wilsgebreken.